woensdag 23 december 2009
Wij wachten wel
of laat maar niets meer van je horen."
De Zoon van God kijkt bedroefd
om zich heen en roept:
"Terug naar mij!" in alle ernst
en schiet in de lach
barst in lachen uit om de in Hem uitgedoofde hoop
voor Zijn evenbeeld, de houterigheid die uit de mensen blijkt, en reikt
naar Zijn flessenhals, die Hij naar het perfect gelaat
draagt en aan Zijn lippen zet. De wijn vloeit
de tijd vliegt, op de achtergrond
klapwieken engelen inwendig vurig om hun Heer en redder biddend
tot de hogere macht.
"De koets zal nu wel snel komen," vulde
de eerste, die rood piekhaar had, de leegte tegen Niemand
in het bijzonder, " Want deze kou doet Hem geen goed."
De anderen knikten zonder hun blikken op het futloze lichaam van hun Vriend te laten verslappen.
Zij konden zich nog om ene koets, nog om de zonsopkomst meer bekommeren, slechts om Hem,
gebeden prevelend die in de vastgeknepen kelen tot mantra's werden, hun blinde angst
in elke ademhaling voelbaar, nat en koud besloeg het hen de kraaltjes.
Ik liet ze los, ze werden weer poppen. Van buiten de kerststal hingen
de zakjes hooi aan zijden draadjes,
bedroefd keken zij naar binnen en wensten stil:
"Schiet op! Schiet op!!!"
maandag 14 december 2009
Deels Gelul
Draait een tippie
van zijn collegekaart
"Er gaat niets boven een jointje"
Lang en vlassig, spijker op spijker
zelfs in mijn 'verlichtte' geest
een outsider; nóg eenzamer
dan gaat er niets boven
een lekker jointje
De cameraman schiet even een DWDD-momentje
trapt zijn sjekkie uit op kinderkopjes;
De wereld draait door.
donderdag 10 december 2009
Ietsisme
Wie als een zigeuner reist
komt in de trein terecht
Wie zucht voor de verdrukking
komt nooit meer boven
Wie in Schiedam geboren wordt
is nooit ergens getogen
woensdag 9 december 2009
Alle begin is wurgend.
"'Ik vond de uitrdukking wat vreemd, maar liet hem passeren. Het had wel wat.' In zo'n licht is iedereen theatraal! Dit is het verhaal van een verteller, een verteller om het vertellen! Ik weiger dit te lezen!" Uit zijn opgestroopte mouwen hield hij een stapeltje papier hoog in de lucht, en liet het met een plof op zijn massieve bureau vallen. Het geluid had in een andere ruimte wellicht ooverdovend geklonken, maar niet in zijn kantoor. Wel een naambordje op de deur, niet op het bureau. Wel marmeren beelden in de hal, niet op de haard. Wát een kantoor. Ik verplaats mijn gewicht, om mijn benen de illusie van zenuwachtig getrappel te geven, en het dikke tapijt vangt me zacht op. Dit was het kantoor van iemand die graag had, dat zijn bezoek comfortabel kon staan.
Het hoogpolig tapijt lag als een loper vóór het hardhouten schavot waarop ik mijn boek als een bijl hoorde neerkomen, een klap die tot in de verste spelonken te horen was.
Het was de laatste keer dat ik mijn vader sprak. Het was gelijk ook de laatste keer dat ik mijn moeder sprak, iets dat haar trouwe, bange hondenogen altijd al deden vermoeden. Het deed wél pijn. Dat boek, dat heb jij nu in je handen. Dit is het. In wezen is het dus een voorspelling, zoals alle fictie waarin geen natuurwetten, anders dan die van de tijd, gebroken worden een voorspelling is van iets dat nog had moeten gebeuren.
Geen enkel verhaal is ooit af.