“Sommige remsporen krijg je nooit weg.” Aandachtig bekeek Bob zijn onderbroek. Het was de zoveelste in een korte tijd die artistiek besmeurd was met zijn fecale aarsmeer. Een soort oorsmeer, dacht Bob en hij lachte in zichzelf. Hij was ook zo gevat.
Maar hij beteugelde zijn enthousiasme. Misschien moest hij maar eens aan de tampons of aan het maandverband. Of aan een stoma, net als zijn moeder Lieke. Want zo doorgaan, dacht hij, was waanzin.
Lieke was niet echt de moeder van Bob, maar eigenlijk zijn stiefmoeder. Zij zat al twintig jaar in een rolstoel. Een afscheidskadootje van haar ex-man. Die vond het toch wel zielig dat ze overal heen moest kruipen.
“Hallo mam”, zei Bob hoopvol in de hoorn van zijn telefoon. “Ik ben niet echt je moeder, he Bob”, zei Lieke. “Ach mam, dat is toch verleden tijd.” Bob is wat sommige mensen een optimist noemen. “Inderdaad”, verzuchtte Lieke. “Dat is al lang geleden. Waar bel je voor?”
“Hoe werkt dat nou zo’n stoma? Ik heb zo’n last van remsporen in mijn onderbroekjes.” Lieke viel stil. Bob voelde hoe een zweetdruppel langzaam op zijn voorhoofd naar beneden gleed. Het leek alsof ze allebei gestopt waren met ademhalen en ze langzaam stilletjes in een oceaan van overpeinzing verzopen.
“Wat was je vraag ook alweer?”
“Of je met een stoma van die vervelende remsporen afkomt!” Bob verloor bijna zijn zelfbeheersing en liet een zachte, maar daarom niet minder natte scheet. Niet weer, dacht hij, maar hij hield gelukkig zijn mond.
“Ja.” Was alles wat Lieke te zeggen had. Bob voelde zijn geest opveren. “Maar die doorlekplekken in je zij zijn ook niet helemaal fris.” Bobs geest was te vroeg geweest.
Toch zonk de moed hem niet in de schoenen en zei hij: “Ieder huisje z’n kruisje.” “Inderdaad.” Lieke was het met hem eens. Ook al was Bob dan een optimist, hij verloor nooit de realiteit uit het oog. “Bedankt mam voor de informatie!”
Hij hing op. Langzaam trok hij zijn broek uit. Op bijna rituele wijze speelde hij zijn onderbroekje uit. Hij bracht hem met beide handen naar zijn gezicht, snoof diep het donkerbruine aroma op en zei op berustende toon: “Sommige remsporen krijg je nooit weg.” Fin.
Ik greep de man bij zijn kladden en vroeg: ‘Bent u niet Willem Amsheek?’ Zijn kleren deden vermoeden dat hij het niet was, maar het hoedje dat hij droeg leek gemaakt te zijn voor iemand die tijdens het vrijen graag ‘Oh Willem, Willem Amsheek!’ hoorde roepen. Ik hoop dat ik deze bewering niet nader hoef te onderbouwen als ik vertel dat het een geruit hoedje was met een smalle rand en een ondiepe gleuf in het midden. Juist ja, een typische Amsheek. (Een kenner zal zeggen: ‘Men zou zich in dit geval kunnen vergissen met een Frans de Hoek of zelfs een Rene Koogwaarts’, maar dan zou die kenner mij onderschatten. Ik weet van hoedjes.) De man lachte en zei: ‘U vergist zich!’ Ik liet zijn kladden los en zei: ‘Ik zie aan uw hoedje dat u een Willem Amsheek bent. Ik ben er zo één, ziet u’. De man trok bleek weg. Hier had hij duidelijk niet op gerekend. ‘U heeft gelijk, ik ben een Willem Amsheek. Maar mijn vrouw is met mij getrouwd in de veronderstelling dat ik een Frans de Hoek ben. Zij weet niet van hoedjes, ziet u’. ‘Dat is inderdaad een lastig parket’, zei ik, ‘Maar wellicht kan ik u uit de brand helpen.’ Ik pakte voorzichtig het hoedje van zijn hoofd en de man kromp zichtbaar ineen. Ik haalde een hoedenschaar uit mijn zak en knipte zonder dat iemand het kon zien een stukje van de rand af. Ik zette het weer op het hoofd van de man en zei: ‘Kijk aan, een echte Frans de Hoek!’ De man fleurde op. Hij schudde mijn hand, boog zich voorover en fluisterde in mijn oor: ‘Mijn buurvrouw is getrouwd met een Rene Koogwaarts, zou u misschien...’ Ik sloeg hem joviaal op zijn arm en zei: ‘Wat een schelm! Een echte Frans de Hoek! Maar ik moet u teleurstellen, want uw buurvrouw is mijn vrouw en ik ben zeer aan haar gehecht’. ‘Geen punt’, zei de man, ‘Dank u en een goede dag!’ Enthousiast wuivend liep hij weer verder. Ik haalde mijn boekje uit mijn zak en streepte een Willem Amsheek door. Enkele pagina’s verderop voegde ik een Frans de Hoek toe. Vervolgens greep ik een man bij zijn kladden en vroeg: ‘Bent u niet Thias Holendam?’
Zoals jullie misschien weten ben ik een verwoed tijdreiziger. Als ik weer eens zin heb in een uitstapje naar de toekomst, begeef ik mij naar mijn bezemkast, waar ik mezelf voor enkele uren opsluit. Buiten de bezemkast gaat de tijd in zijn oude tempo verder, maar binnen verstrijkt er aanzienlijk meer tijd, vooral als ik nodig het toilet moet gebruiken. Ben ik voor mijn gevoel ver genoeg in de toekomst, dan zet ik mijn horloge enkele uren vooruit, zodat het voor mijzelf in ieder geval op tijd loopt.
Nu leek het mij dat in mijn zoektocht naar de waarheid dit tijdreizen wel eens van pas kon komen. Is het vinden van de waarheid wellicht niet gewoon een kwestie van tijd? In dat geval, beste lezer, zult u het mij best vergeven dat ik een tikkeltje vals speel en gewoon wat uurtjes oversla.
Dus ik begaf mij, na een kleine tijd in de kast te hebben doorgebracht, de straat op. Aan de eerste de beste persoon die ik tegenkwam vroeg ik hoe laat het was, en toen hij zei dat het kwart over twee was – terwijl op mijn horloge vijf uur stond – lachte ik hem in zijn gezicht uit. Het geeft een heer een gevoel van superioriteit, omringd te zijn door zulke ouderwetse mensen.
Maar nu, op zoek naar de waarheid. Mijn tijd in de kast had mij echter dorstig gemaakt, en een uitgedroogd man is geen productief man, dus ik begaf mij eerst naar de supermarkt. In mijn tijd, half zes, was hij eigenlijk al dicht, maar in het verleden was hij nog open, dus ik kon gewoon naar binnen.
Na mijn dorst te hebben gelest middels enkele halve liters Hollandia pilsener, die niet alleen mijn droge keel hadden genezen maar mijn geest ook weer helder hadden gemaakt, ging ik op weg naar de plek waar mijn voeten mij heen brachten. De uitwerking van alcohol op mijn geest was zo groot, dat zelfs mijn ledematen voor zichzelf begonnen te denken. En aangezien mijn voeten mijn dagelijks transport voor een groot deel voor hun rekening nemen, zijn zij duidelijk meer ervaren in het vinden van de juiste weg dan mijn hoofd, dat toch al een lelijk orgaan is.
Ze brachten mij naar een hoge klokketoren en mijn hoofd maakte zich nuttig door in zijn binnenste een idee te vormen. Als niet alleen ik, maar iedereen in de omgeving de toekomst in zou reizen, dan zou iedereen sneller kunnen zoeken naar de waarheid! Ik haastte mij naar een bouwplaats in de buurt, en overmeesterde de chauffeur van de hijskraan aldaar. Ik reed het vehikel naar de klokketoren en plaatste de kraan zo, dat ik de lier zou kunnen bevestigen aan de toren. Helaas kwam op dit moment de politie aangereden, en ze informeerden via een megafoon wat ik aan het doen was. Ik riep ze toe dat ik deze klok in mijn kast ging doen, zodat we allemaal naar de toekomst konden.
Helaas waren deze simpele luitjes uit het verleden niet in staat tot het begrijpen van zulk hoogstaand denkwerk, en ze namen mij mee naar het politiebureau, waar ze mij in een cel plaatsten. Hier ben ik zo ver in de toekomst gereisd, dat ik uiteindelijk een hele dag vooruitliep op de rest van de mensheid. Ik heb dit stuk dan ook morgen al geschreven.
De kredietcrisis raakt nu ook de rector magnificus van de Universiteit Leiden, Paul van der Heijden persoonlijk. Na het praktisch wegbezuinigen van het Leidse biologeninstituut IBL, het ruineren van het LAK-theater en het milieucentrum CML, moet van der Heijden er nu zelf ook aan geloven.
"Je kunt niet aan de gang blijven he? Je kunt het hier dan anders ook gewoon Hogeschool Leiden gaan noemen. Nee, het is tijd om de hand in eigen boezem steken."
De offers die van der Heijden brengt zijn groot: "Als teken van solidariteit heb ik mijn theejuffrouw ontslagen. Sorry Jans, bij deze." Maar daar houdt het niet mee op, ook zal van der Heijden zijn declaraties van bezoeken aan Thaise massagesalon ‘Yum Yum' niet meer indienen. "Geen happy endings meer voor mij", grapt hij.
"Toch blijft het hierbij", vertelt de rector met een serieus gezicht: "Ik heb net een gouden wc-pot laten installeren op het toilet hier op de gang. Als ik nu weer moet bezuinigen, moet de faculteit sociale wetenschappen er maar aan geloven. Die pot nemen ze me godverdomme niet meer af!"
Het WC-Papier brengt vanaf nu ook nieuws voordat het gebeurt. Als het maar onbeduidend is.
De Large Hadron Collider – de deeltjesversneller in Zwitserland wordt eindelijk opgestart. Het felbegeerde Higgsdeeltje blijkt niet te bestaan. Wetenschappers besluiten het Standaardmodel te laten voor wat het is en weer over te stappen op de Noorse mythologie om het leven om ons heen te begrijpen.
Rector magnificus Paul van der Heijden is één maand gasthoofdredacteur van Universiteitsblad Mare. Mare verschijnt één maand niet.
Beau van Erven Dorens brengt zijn tweede roman uit: “Faal”
De omstreden bisschop Richard Williamson heeft opnieuw het Vaticaan in verlegenheid gebracht.
Vorige maand kwam, de recent door de paus gerehabiliteerde, Williamson in het nieuws toen hij de holocaust ontkende. Een golf van verontwaardiging en kritiek regende neer op het rooms-katholieke bolwerk.
Williamson lijkt na de holocaust, nu ook de homoseksualiteit van George Michael te ontkennen. In een reactie verdedigt Williamson zijn uitspraak: “Zijn muziek heeft gewoon een lekkere heteroseksuele feel, vind je ook niet?” Geconfronteerd met het relaas van Michael’s arrestatie in 1998 na het verleiden van een politieagent, reageert Williamson koeltjes: “Ik heb ander bewijs gezien.”